zondag 6 november 2011

Onderzoek naar gedrag van de gedomesticeerde hond

De googlecommissie heeft een wetenschappelijk artikel gevonden over hondengedrag (ethologie met een duur woord) van gedomesticeerde honden. Dit artikel dateert al van 1997, maar heeft nog niets aan actualiteit ingeboet.
De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat het domesticeren van de hond in een ver verleden, waarschijnlijk zo eenvoudig is gegaan omdat een hond graag als sociale eenheid wil optreden met een mens. Dat geldt niet voor alle dieren. Vergelijk bijvoorbeeld paarden, die als veulen altijd weer in meer of mindere mate getemd moeten worden. Voor honden geldt dat niet. De veronderstelling is dat honden waarschijnlijk genetisch geprogrammeerd zijn om te interacteren met mensen. Wel zijn er verschillen tussen verschillende rassen in de mate waarin een hond genetisch ingesteld is op samenwerking met mensen. Maar over het algemeen vormen honden zeer gemakkelijk een band met mensen. Dat zal, volgens de onderzoekers, ook wel te maken hebben met individuele ervaringen die honden hebben met mensen en dat doorgeven aan hun nakomelingen.

Wat de onderzoekers bijvoorbeeld onderzocht hebben is de mate en de manier waarop honden mensen uitdagen om te gaan spelen. Wanneer dit spelen van de hond uitgaat, dan concluderen de onderzoekers dat de hond dus de aanzet geeft tot bandvorming en samenwerking. Zij hebben niet veel verschillen kunnen constateren tussen verschillende rassen, of tussen de sexen en de leeftijd. Wel hebben zij aangetoond dat honden die van 'baas' veranderen, vaker uitdagen tot spelen. Hun conclusie is dat de hond dus moeite doet om een band te vormen.

Verder hebben de onderzoekers onderscheid gemaakt tussen honden waarmee 'gewerkt wordt' en honden die als 'huisdier' worden gehouden. En dan blijkt dat naarmate het 'huisdier' meer als onderdeel van de familie wordt beschouwd, de hond meer sociaal gewenst en sociaal afhankelijk gedrag vertoond. Deze honden zijn en doen en denken minder zelfstandig. Zij zijn dus meer afwachtend en afhankelijk in gedrag van wat de baas wil en goedvindt. Honden waarmee gewerkt wordt zijn meer afstandelijk en meer onafhankelijk in gedrag. Het gedrag van de baas is in het 'huisdier' geval dus van grote invloed op het gedrag van de hond.

Die laatste conclusie kan dus een insteek zijn waarom mensen met 'huisdieren' minder van hun hond verwachten in zelf doen en zelf denken. Honden die mogen en kunnen werken, of die zelfstandig mogen denken en doen (en probeer een Engelse Cocker daarin maar eens tegen te houden!) lijken slimmer en durven meer. Maar de bepalende factor daarbij is de mens, en niet de hond. Elke hond is slim en kan zelfstandig denken en doen, maar 'huisdier' mensen durven zelf minder.