zaterdag 29 oktober 2011

moeilijke zaken over erfelijkheid 1

We zijn geneigd om met betrekking tot erfelijkheid nog aldoor te denken in de wetten van Mendel. Zie onderstaand voorbeeld.
Helaas wijzen nieuwe wetenschappelijke onderzoeken uit dat de meeste aandoeningen en afwijkingen juist niet Mendeliaans vererven. En met die constatering wordt erfelijkheid en fokken eigenlijk alleen maar ingewikkelder. Steeds vaker zullen we gaan zien dat niet de honden, maar de mensen het probleem worden bij fokken. Mensen moeten namelijk begrijpen waar ze mee bezig zijn, en als wetenschappers het al niet helemaal doorgronden, wat wordt er dan in hemelsnaam van 'gewone' mensen verwacht?
Op dit weblog gaat de googlecommissie proberen hele ingewikkelde kennis begrijpelijk over te brengen. We doen dat beetje bij beetje. Vandaar ook dat er een 1 in de titel staat.

Er is bijvoorbeeld nog een manier van vererven, die ook in de hondenfokkerij van belang is. Wetenschappers noemen dat de epigenetische vererving. Eva Jablonka (zelf verder googlen) legt het epigenetische verervingssysteem als volgt uit. In een gespecialiseerd organisme met vele functies, zoals honden, treedt een verdeling op in het 'werken' van een cel. Levercellen doen levercel dingen. Bloedcellen doen bloedcel dingen. En als een levercel deelt, dan zijn de beide dochters ook levercellen, terwijl ze allemaal hetzelfde DNA in zich dragen. Een levercel kan dus in potentie een bloedcel worden, maar doet dat niet. De informatie die in de levercel zit en wordt doorgegeven aan de dochter levercellen noemen we epigenetische verervingssystemen.

Eva Jablonka zegt dat elke cel gekenmerkt wordt door een genpatroon. En dat genpatroon maakt dat de levercel een levercel is en blijft en dat ook doorgeeft aan de dochtercellen. Dit genpatroon is erfelijk. Dat betekent dat bij de geboorte van een pup, niet alleen de goede genen moeten worden doorgegeven, maar ook de bijbehorende genpatronen. Als de verkeerde genpatronen doorgegeven worden dan kunnen er fouten in het 'bauplan' ontstaan. Zulke fouten kunnen zijn dat er geen lever wordt ontwikkeld. Of dat er binnen de lever sprake is van verschillende cellen die er eigenlijk niet horen.

Genpatronen ontstaan doordat de samenwerkende genen elkaar op het juiste moment 'aan' en 'uit' zetten. Als het 'aan' en 'uit' zetten niet op de juiste momenten gebeurt, komt er zand in de machine en kan een pup zich niet goed ontwikkelen in de embryonale fase of in zijn opgroeien. We weten inmiddels wel dat er genpatronen bestaan, maar hoe ze precies werken is nog onduidelijk. En waarom en wanneer het fout gaat wordt nog nader onderzocht.
Niemand heeft beloofd dat het gemakkelijk zou zijn.:-)