zaterdag 23 februari 2013

Kynologie en genetica

De vragen en opmerkingen die ik krijg tijdens lezingen (ook) bij rasverenigingen van andere rassen, hebben mij doen besluiten om een boekje te schrijven over kynologie en genetica.
Op hopelijk begrijpelijke wijze, heb ik e.e.a. op een rijtje gezet.
Het boekje is eenvoudig te bestellen en niet duur.
Ik hoop op deze manier een bijdrage te leveren aan meer begrip van genetica en DNA.
De wetenschap gaat op dit moment heel hard en het is zelfs voor betrokken fokkers en bestuurders van rasverenigingen bijna niet meer te volgen wat er allemaal speelt. Laat staan dat we weten hoe we onszelf en de fokkerij daarop moeten (gaan) aanpassen.
Het boekje biedt een kijkje in de genetica en in de fokkerij. Het vertelt hoe het allemaal zo gekomen is, en wat we er nu aan kunnen en moeten doen.
Het is vooral een praktisch boekje, waarin wordt aangegeven wat we kunnen veranderen om voor de toekomst vooral pups te fokken die gezond zijn en in welzijn oud kunnen worden.
Het boekje heet 'Kynologie en genetica' en is te bestellen door € 5,75 (inclusief verzendkosten) over te maken op NL94 TRIO 0777891689 t.n.v. P.J.J. van de Vorst, onder vermelding van naam, adres en postcode en woonplaats.
Het boekje wordt u dan zo spoedig mogelijk toegezonden.

Over de schrijfster:
Patrice van de Vorst heeft een biochemische en een juridische opleiding genoten. Zij is vanaf 1986 betrokken bij de kynologie. Zij is begonnen als bestuurslid van de Golden Retriever Club Nederland. Zij is voorzitter geweest van de Nederlandse Spanielclub, en oprichter en voorzitter van de CockerSpanielClub. Een club voor Engelse Cocker Spaniels die zich voornamelijk richt op gezondheid en welzijn van Engelse Cockers. Bovendien heeft zij aan de basis gestaan van een experiment in de hondenwereld genaamd Stichting Spanielbreeders. Een Stichting die zich toelegt op ondersteuning van fokkers om meer kennis en informatie te vergaren over erfelijke en genetische aandoeningen in de kynologie. Vanuit haar opleiding in de biochemie heeft zij kennis van genetica en van vererving. Als jurist is zij afgestudeerd op verenigingsrecht en op overeenkomstenrecht.
In haar vrije tijd heeft zij als lid van de googlecommissie informatie gezocht, gevonden en geïnterpreteerd over aandoeningen die spelen in het ras Engelse Cocker. Maar de onderliggende genetica en vererving is bij vele rassen vergelijkbaar. Zij heeft inmiddels veel praktijk ervaring met DNA testen, omdat binnen de Engelse Cocker wereld al vrij snel overgegaan is tot inzet van DNA uitslagen in de fokkerij. Patrice is direct betrokken geweest bij de eerste rechtszaak die in deel 6 besproken is.


zondag 11 november 2012

Klussen aan de gezondheid

Zoals een bij ons allen welbekende fokker van Engelse Cockers altijd zegt: 'We zijn volop aan de gezondheid aan het klussen.'
Maar helaas weten we nog weinig van veel dat er te weten en te leren valt. Bovendien is het ingewikkelde kost.

Soms stuiten we met de googlecommissie op een artikel waarvan we vinden dat anderen dit ook moeten weten. En van de aandoeningen waarover nu druk gepraat wordt is MPP. In de (wetenschappelijke) literatuur is daar niet zoveel over te vinden. Er zijn wel andere afkortingen te vinden als PHPV en PHTVL, waarvan we vermoeden dat die ook MMP-achtig zijn. Maar helemaal duidelijk is dat niet. Houd de website in de gaten voor een uitgebreid overzicht dat binnenkort verschijnt.

De googlecommissie heeft een (wetenschappelijk) artikel gevonden over de ontwikkeling van het oog in het algemeen. En dat willen we hier bespreken.
Zuurstof is essentieel voor de normale ontwikkeling van een oog. Het lichaam moet in de ontwikkeling vanaf het foetale stadium echter zelf zuurstof uit de omgeving ophalen, om de oogontwikkeling in gang te zetten en te houden. Met name voor de ontwikkeling van bloedvaten in het en rond het oog is zuurstof van groot belang, o.a. om te voorkomen dat er ziekten in het oog ontstaan die blindheid tot gevolg kunnen hebben.

In het oog is een laagje van cellen, genaamd (RPE), dat een belangrijke rol speelt bij de opname van zuurstof tijdens de ontwikkeling van het oog. Het vermoeden is dat in dat laagje van cellen (RPE) zogenaamde von Hippel-Lindau enzymen een bepalende rol spelen bij de normale ontwikkeling van het oog en de bloedvaten daarin.
Wetenschappers hebben de werking en de invloed van deze von Hippel-Lindau enzymen nader onderzocht. En de relatie die ze hebben gevonden is dat weinig of geen von Hippel-Lindau enzymen in de RPE kan leiden tot microphtalmie, aniridia (het ontbreken van de iris) en apoptosis (voorgeprogrammeerde celdood, zie afbeelding).


Verhoogde aanwezigheid van het enzym wordt door de onderzoekers o.a. in verband gebracht met chaotische bloedvaten structuren, en het persisteren (!) van foetale weefsels in het oog. En dat laatste is nu juist wat MPP is = membrana pupillaris persistent.

In dit geval zijn het dus niet direct de genen die van invloed zijn op MPP, en de kans dat we een DNA test zullen gaan vinden voor MPP is klein. Want dit is nu zo'n voorbeeld van eiwitten (enzymen) die door de genen worden gemaakt en hun werk gaan doen in het lichaam.
Dat blijkt ook uit het onderzoek, want von Hippel-Lindau enzymen spelen bijvoorbeeld ook een rol bij het onderdrukken van de ontwikkeling van tumoren. Omdat het enzym is, heeft het zijn werking in het hele lichaam op verschillende gebieden.

Algemene Leden Vergadering

Gisteren heeft de ALV een belangrijk besluit genomen. We hebben namelijk afgesproken dat we slechts 1 generatie over de ouders 'vrij' geven, zoals dat genoemd wordt.

Wat is dat; 'vrij' geven over de ouders?
Vrij geven over de ouders betekent dat indien de vader en de moeder hond alle twee vrij zijn getest op bijvoorbeeld DNA FN of DNA PRA, dat de daaruit geboren pup -waar nu mee gefokt wordt- niet opnieuw getest behoeft te worden. Dit nieuw fokdier is 'vrij' over de ouders.

Wat moet de fokker aantonen?
Ten eerste moet de fokker aantonen dat het nieuwe fokdier inderdaad een nakomeling is van beide ouders. Daarvoor dient een DNA profiel overlegd te worden van de ouders en van het dier zelf. Dit om aan te tonen dat het nieuwe fokdier inderdaad afkomstig is uit een kruising tussen de genoemde en vrije ouders.
Om voor pupbemiddeling in aanmerking te komen moeten ook de beide testen van de ouders worden overlegd. En deze moeten uiteraard horen en passen bij het DNA profiel van het betreffende ouderdier.

Het is allemaal behoorlijk ingewikkeld. Vooral omdat twee zaken weleens door elkaar gehaald worden. Het DNA profiel zegt niets over het vrij, drager of lijder zijn van FN of PRA. Het DNA profiel zegt alleen dat een dier DEZE vader en DEZE moeder heeft. De Raad van Beheer is nu druk om de DNA profielen in te voeren in de Nederlandse kynologie. Zij doen dit o.a. omdat steekproeven hebben aangetoond dat er pups geboren worden die niet afkomstig zijn van de vader of moeder die op de stamboom staat. Onze stambomen zijn dus eigenlijk 'vervuild'. De schattingen over 'vervuilde' stambomen lopen uiteen, maar dat het er veel meer zijn dan we allemaal dachten, staat vast.
De DNA profielen geven uitsluitsel over de feitelijke (biologische) afstamming van een pup.
St. Hubertus in België werkt hier al mee. Zij nemen bij wijze van steekproef uit elk nest een pup en laten daar een DNA profiel van maken. Zo wordt de kans vergroot dat duidelijk wordt of een pup inderdaad uit de opgeschreven combinatie afkomstig is.

Waarom vrijgeven over maar 1 generatie?
De CockerSpanielClub geeft maar vrij over 1 generatie, omdat honden levende wezens zijn en in de biologie sprake is van mutaties in de genen. Als je over meer dan 1 generatie vrij geeft, loop je het risico dat je de mutaties mist en dus de (aangepaste) aandoening weer gaat in fokken.

Maar belangrijk is ook dat we de genenpool breed willen houden. Met dragers en lijders van PRA kan namelijk goed gefokt worden, mits er een vrije tegenover staat. Vrij geven over meerdere generaties werkt in de hand dat alleen met vrije honden wordt gefokt. En dat dragers en lijders van bijvoorbeeld PRA uit de fok worden geweerd omdat de nieuwe pup/fokdier dan getest moet worden en dat kost geld. Kostenbesparingen zouden dan aanleiding kunnen zijn om niet met dragers en lijders te fokken. En dat willen we juist niet!

De grote verandering in de huidige kynologie is namelijk dat DNA testen (en andere onderzoeksuitslagen, zoals MPP) juist bij dragen aan fokwaardigheid van een dier. Door de uitslag van de test in combinatie met een ander fokdier te gebruiken, kunnen er juist veel meer honden in de fok blijven. Het zijn van drager/lijder van PRA is een fokbewijs. Het hebben van MPP is een fokbewijs. Juist omdat je dan een bijpassend fokdier kunt gaan zoeken waarvan je zeker weet dat DE COMBINATIE geen problemen op levert.
Deze nieuwe manier van denken moet nog behoorlijk ingeburgerd raken.

zaterdag 10 november 2012

De rashonden fokker

Van de rashonden fokker wordt tegenwoordig heel wat verwacht. Regelmatig horen we; 'Het is eigenlijk niet leuk meer. Je moet op zoveel letten. En dan nog kun je het soms fout doen.'
Maar rashonden fokkers hebben vooral te maken met een veranderende publieke opinie, in wiens ogen zij nu alles verkeerd doen. We horen zelfs al geluiden dat mensen juist NIET bij een erkende rashonden fokker gaan kopen, omdat alle rashonden ziek zijn. Zij gaan juist naar de 'broodfok' of naar particulieren.

Niet alleen is dat ontzettend jammer voor alle goedwillende rashonden fokkers, maar het klopt eenvoudigweg niet. Ten eerste moet er verschil gemaakt worden tussen de inspanningen van fokkers en rasverenigingen van verschillende rassen. Bij het ene ras wordt veel meer gedaan dan bij het andere ras.

Maar bovendien komen de honden van particulieren en van de 'broodfok' niet zelden uit dezelfde populatie als de officiële rashonden. Vaak zijn 'broodfokkers' zelfs ooit met met erkende rashonden van goede fokkers begonnen. Maar het belangrijkste is nog dat als het bij de erkende kynologie druppelt, het bij de particuliere fokkers en 'brood' fok regent.
Omdat er niets onderzocht wordt en alleen naar de buitenkant wordt gekeken bij de 'brood'fok, wil dat nog niet zeggen dat een hond van binnen ook gezond is.

Het is de eeuwige discussie. Als je iets niet weet of niets wilt weten en niets onderzoekt, dan betekent dat NIET dat er ook niets aan de hand is.

Goedwillende rasverenigingen WILLEN juist alles weten, zodat zij voor de toekomst verder kunnen met een gezonde populatie van hun geliefde ras. Daartoe verwerven zij kennis, overleggen zij met specialisten en proberen zij hun fokreglement aan te passen aan veranderende inzichten en nieuwe onderzoeken. Goedwillende rasverenigingen maken juist veel over hun ras bekend bij de pupkopers en hun aangesloten fokkers, omdat zij het GOED willen doen. Omdat ze vooruit willen met hun ras, en omdat zij hun pupkoper niet met problemen willen opzadelen. En goedwillende fokkers en rasverenigingen zoeken ook naar oplossingen voor de bekenden en nog onbekende problemen.

De CockerSpanielClub wil deze gedachtegang keren en zet zich met hart en ziel in voor hun geliefde Cockers. Een Cocker is voor het leven. En de meeste mensen die eens een Cocker hebben gehad, willen er nog een. En wel een gezonde, waar ze jarenlang plezier aan beleven.

Voor de goedwillende fokkers is het niet gemakkelijk. Van hen worden veel inspanningen en investering in tijd en geld gevraagd om aan de nieuwe standaard te voldoen. Bovendien is de materie van de genetica en vererving ontzettend moeilijk. Je moet er bijna voor gestudeerd hebben om het allemaal te begrijpen. En dus zullen we met de CockerSpanielClub proberen te blijven uitleggen hoe het zit.

Hond als model voor humane wetenschap

Rashonden blijken steeds vaker een belangrijk model te zijn voor medische onderzoeken. Met name omdat rashonden over vele vele generaties op dezelfde (uiterlijke) kenmerken worden gefokt, zijn zij van groot belang bij het onderzoek naar de Mendeliaanse vererving van genen.

Maar honden blijken nu ook goed model te kunnen staan voor onderzoeken naar menselijke ziekten, zoals erfelijke nierkanker, en en aandoening genaamd narcolepsie.

Hoewel honden genetisch verder van de mens afstaan dan bijvoorbeeld muizen en ratten, hebben honden het voordeel dat hun generaties langer zijn. Honden leven langer en hun ontwikkeling lijkt meer op die van mensen qua tijd. Bovendien worden honden vaak in huis gehouden en zijn hun leefomstandigheden beter te vergelijken met die van mensen.

Maar het allerbelangrijkste is dat de verschillende rassen verschillende ziekten te zien geven. (Dit is het gevolg van homozygoten fokken op uiterlijk, waardoor de ziekten als het ware in verschillende rassen zowat homozygoot mee- vererven.)

Voor onderzoekers is dat juist een mooie aanleiding om een bepaalde ziekte of aandoening, die binnen een ras veel voorkomt te gaan onderzoeken op vergelijkingen en vererving bij mensen.
Denk bijvoorbeeld aan de onderzoeksopzet van Addisons disease aan de hand van Portugese waterhonden, als model voor mensen. Of aan een longaandoening die veel voorkomt bij Westland White terriers.

Toen de CockerSpanielClub overleg had met twee dierenartsen die zich ook willen hard maken voor de (inwendige) gezondheid van rashonden, kwam dit onderwerp ook ter sprake. Willen we bijvoorbeeld via de Stichting Spanielbreeders een bij (Cocker) spaniels vaak voorkomende aandoening onderzocht hebben, dan kunnen we proberen aan te haken bij onderzoeken naar ziekten bij mensen. MPP en coloboma zijn daar voorbeelden van, maar glaucoom zou ook een insteek kunnen zijn. Of misschien zelfs wel JRD.
We gaan het uitzoeken.

zondag 21 oktober 2012

Verervingpatroon van JRD Juvenile Renal Dysplasia

In feite is (J)RD een verzamelnaam voor nieraandoeningen die in bepaalde rassen voorkomt en leidt tot vroegtijdig overlijden van de hond/pup. Het komt in vele rassen voor, waaronder de Engelse Cocker, De Golden Retriever, het Kooikerhondje, en vooral in de Shih Tzu.
Dysplasia wordt gedefinieerd als de abnormale ontwikkeling van cellen en organen, vaak is al in aanleg in baarmoeder iets fout gegaan. Vandaar dat RD een erfelijke aandoening is. RD kenmerkt zich o.a. doordat foetale cellen in de nieren van het dier aanwezig blijven. Deze cellen verdwijnen niet na de geboorte en tijdens het leven van de hond. En dat is niet goed.
RD geeft een breed en versnipperd beeld aan ziekteverschijnselen te zien. In feite is er sprake van een wijde range die begint met dieren die de aandoening hebben, maar geen verschijnselen vertonen, tot aan dieren die dood ziek zijn en dood gaan voor het tweede levensjaar.
De wijze van vererving van (J)RD is onduidelijk en wordt bediscussieerd. Vooral ook omdat de verschijnselen (het fenotype) zo divers is. In feite kan de definitieve diagnose pas gesteld worden als een hond is overleden en zijn nieren zijn bekeken. Dan kan door autopsie vastgesteld worden hoeveel foetaal weefsel er in de nieren aanwezig is.

In een onderzoek bij Shih Tzu’s hebben ze dat gedaan. De vastgestelde afwijkingen waren:
1. Foetale glomeruli aanwezig in het volwassen dier
2. Door het lichaam ingezette veranderingen om de gevolgen van nierfalen te compenseren
3. Ontstekingen en afbraak van niercellen.
Er is geen significante verdeling gevonden tussen mannelijke en vrouwelijke dieren.

Dogenes stelt dat de aandoening dominant vererft met incomplete doordringing. Dit is weer zo’n term uit de genetica die verduidelijking behoeft. En ook hier moet onderscheid gemaakt worden tussen het ‘hebben van het gen’ en het tot ‘expressie komen van het gen’. Er zijn dus blijkbaar andere genen aan het werk, die maken dat het ‘foute gen voor RD’ NIET tot expressie komt.
En op zich is dat voor de fokkerij het grote probleem. We kennen en weten niet welke andere genen dat zijn, dus we kunnen er niet op selecteren.
Die andere genen (bij knikstaarten heet dat modifier genes) zwakken de fenotypische aandoening af, of zorgen ervoor dat deze niet doorzet. Wat Dogenes incomplete doordringing noemt is in feite de aanwezigheid van andere genen, die voorkomen dat RD als ziekte doorzet in het individu.

Voor de fokkerij is van belang dat we weten hoe hoog/groot de doordringing is, want dan kunnen we er op los gaan ‘rekenen’. Is de doordringing bijvoorbeeld 75%, dan weet je dat fokken met een RD dier (DNA test van Dogenes) tot 3 op de 4 puppen met RD leidt. Is de doordringing slechts 5%, dan kun je concluderen dat fokken met een RD dier weinig of geen nakomelingen geeft met RD. Dan raakt fokken aan ‘toeval’.

Dogenes geeft op haar website een doordringingpercentage aan van tussen 2-5%. Dat is dus erg laag. En wel zo laag, dat je je kunt afvragen of het wel zinvol is om te testen op RD. Het blijft in dat geval hoe dan ook een gok om met een dier zonder RD of met RD te fokken. Als je van RD af wilt heeft de test wel meerwaarde. Namelijk alle dieren met RD uit de fok, zodat er geen dieren meer geboren worden met RD. Maar als je test en toch blijft fokken, blijft het gokken op dezelfde manier als met ongeteste honden.

Uit het onderzoek van de Shih Tzu’s blijkt dat in de onderzochte populatie slechts 16% van de dieren geen foetale cellen te zien gaf. 52% had 1-5% foetale cellen, 20% van de populatie had 6-15% foetale cellen in de nieren en 12% meer dan 15% foute foetale cellen. De conclusie was dan ook dat in dit ras 84% van de dieren niet vrij was van foetale cellen, maar dat het merendeel nooit ontdekt wordt. Dat riep de vraag op hoe de genetische overdracht van RD eigenlijk is in wat we ‘normale gezonde’ honden noemen. Misschien heeft iedere hond wel in meer of mindere mate foetale cellen in de nieren?

Deze onderzoekers komen tot de conclusie dat hun resultaten (met expres inteelt e.d.) niet leiden tot een duidelijk verervingpatroon van RD. Honden met zeer lage percentages foetale cellen (0-5%) gaven niet louter nakomelingen met lage percentages. Zelfs fokdieren die vrij waren van foetale cellen gaven in de kruising nakomelingen met de aandoening. En een totale outcross met een poedel die vrij was, gaf juist een enorme verhoging te zien van de afwijking (4-10% foetale cellen in alle nakomelingen). Ook deze onderzoekers komen net als Dogenes tot de conclusie dat er sprake is van een dominante vererving met incomplete doordringing.

M.a.w. ook hier weten we nog te weinig van andere genen die een rol spelen bij de vererving van RD. Maar wel is duidelijk geworden dat (J)RD NIET louter Mendeliaans vererfd.

zaterdag 20 oktober 2012

Knikstaarten

De googlecommissie van de CockerSpanielClub heeft haar tanden gezet in de knikstaarten. De wetenschappelijke term is 'curly tail' (ct voor het gen). We hebben geen onderzoek gevonden over knikstaarten bij honden, maar wel voor muizen, dat volgens de onderzoekers hopelijk als medisch model kan gaan dienen voor mensen.


Hier worden de meest opvallende zaken uitgelicht. Onderzoekers hebben muizen met knikstaarten gekruist, zodat ze zeker wisten dat alle muizen van de ene populatie allemaal het ct gen voor knikstaarten hadden. Daarnaast was een controlegroep van muizen zonder knikstaarten. En het opvallende was dat in beide populaties (muizen met ct-ct en muizen zonder ct-ct) bij kruisingen ongeveer evenveel knikstaarten voorkwamen in de nakomelingen. De conclusie van het onderzoek was dat het zogenaamde knikstaart gen (ct) dus niet ALLEEN verantwoordelijk kon zijn voor het tot expressie komen van een knikstaart in een nakomeling. Wel is een correlatie vastgesteld tussen twee akelige aandoeningen (bij mensen o.a.) die heten: 1 exencephalic (een aandoening waarbij de hersenen buiten de schedel groeien tijdens de zwangerschap) en 2 polyhydramnios (een aandoening waarbij er veel te veel vruchtwater in de baarmoeder staat tijdens de zwangerschap, omdat de foetus te weinig vruchtwater drinkt en eet). De onderzoekers trokken een (omgekeerde) conclusie. Zij stelden dat deze aandoeningen gepaard gaan(!) met knikstaarten en dat knikstaarten dus NIET deze aandoeningen veroorzaken.


Een tweede onderzoek richtte zich op het uitzoeken van de mogelijk Mendeliaanse vererving van knikstaarten. Fokken met homozygote muizen gaf niet altijd en in alle nakomelingen knikstaarten. Dat was dus een raadsel. Voorlopig houden wetenschappers de vererving van knikstaarten op een multigenetische vererving, waarbij vooral modifier genen een belangrijke rol spelen.


Wat zijn modifier genen?
Om dit te kunnen begrijpen moeten we onderscheid maken tussen de aanwezigheid van het gen in het DNA en het tot expressie komen van het gen. Met tot expressie komen wordt bedoeld dat het gen werkt en zijn positieve/negatieve effect heeft op het hele organisme.
Nu blijkt dat het hebben van het ct gen, niet per definitie betekent dat het gen ook tot expressie komt. De onderzoekers vermoeden dat modifier genen hier een rol spelen. Modifier genen veranderen de expressie van andere genen. Zij zijn van invloed op de manier waarop en de mate waarin een (homozygote vorm van het gen) tot uitdrukking komt en zich in het uiteindelijk fenotype laat zien. Een modifier gen tempert in geval van knikstaarten dus het tot expressie komen van de afwijking. De onderzoekers zijn gaan zoeken naar dit modifier gen in muizen(!). Hun genoom is namelijk zeer goed in kaart gebracht. Maar daarover is nog geen uitsluitsel.


Wat wel geconcludeerd is is het volgende:
Op zich is curly-tail een recessief verervende aandoening, die in muizen spina bifida kan veroorzaken (in de ernstigste vorm). Maar om die aandoening tot expressie te laten komen in homozygoot ct moeten alle andere genen (waaronder alle modifier genen) in de meest slechte stand zijn vererfd en overgedragen. En aangezien deze modifier genen anders, en los van, en via andere (ook Mendeliaans) manieren vererven, moeten dus alle betrokken genen tegelijkertijd in de foute stand staan om de aandoening in optimale vorm tot een ziek fenotype te laten leiden. Aldus beschouwd zijn knikstaarten een zwakke vorm van een meer ernstige aandoening zoals spina bifida en hazenlippen. In positieve vorm kun je ook zeggen: honden met knikstaarten hebben de juiste modifier genen om spina bifida en hazenlippen te voorkomen. Wat dat voor de fokkerij betekent, gaan we nog verder uitzoeken.